Triade (Muziek)
in muziek is een triade een verzameling van drie noten (of “toonhoogtes”) die verticaal in derden kunnen worden gestapeld. De term “harmonische triade” werd bedacht door Johannes Lippius in zijn Synopsis musicae novae (1612).
indien gestapeld in thirds, produceren noten triades. De leden van de triade, van de laagste toon naar de hoogste, worden genoemd:
- de root
- opmerking: inversie verandert de root niet. (De derde of vijfde kan de laagste noot zijn.)
- de derde-het interval boven de wortel is een minor third (drie halve tonen) of een major third (vier halve tonen)
- de vijfde – het interval boven de derde is een minor third of een major third, vandaar het interval boven de wortel is een verminderde vijfde (zes halve tonen), perfecte vijfde (zeven halve tonen), of augmented fifth (acht halve tonen). Perfecte Kwinten zijn de meest gebruikte interval boven de wortel in Westerse klassieke, populaire en traditionele muziek.sommige 20e-eeuwse theoretici, met name Howard Hanson en Carlton Gamer, breiden de term uit om te verwijzen naar elke combinatie van drie verschillende toonhoogtes, ongeacht de intervallen. Het woord dat door andere theoretici wordt gebruikt voor dit meer algemene concept is “trichord”. Anderen gebruiken de term om te verwijzen naar combinaties die blijkbaar door andere intervallen worden gestapeld, zoals in “kwartale triade”.
in het late Renaissance muziek tijdperk, en vooral tijdens de barok muziek Tijdperk (1600-1750), westerse kunst Muziek verschoven van een meer “horizontale” contrapuntale benadering (waarin meerdere, onafhankelijke melodielijnen werden verweven) naar progressies, die sequenties van triaden. De progressiebenadering, die de basis vormde van de barok-tijd basso continuo begeleiding, vereiste een meer “verticale” benadering, waardoor meer werd vertrouwd op de triade als de fundamentele bouwsteen van functionele harmonie.
de wortel van een triade, samen met de mate van de schaal waarmee het overeenkomt, bepaalt in de eerste plaats de functie ervan. In de tweede plaats wordt de functie van een triade bepaald door zijn kwaliteit: groot, klein, verminderd of vergroot. Grote en kleine triaden zijn de meest gebruikte triade kwaliteiten in Westerse klassieke, populaire en traditionele muziek. In standaard tonale muziek, alleen grote en kleine triades kunnen worden gebruikt als een tonic in een lied of een ander stuk muziek. Dat wil zeggen, een lied of ander vocaal of instrumentaal stuk kan worden in de toonaard van C majeur of a mineur, maar een lied of een ander stuk kan niet in de toonaard van B verminderd of F verhoogd (hoewel songs of andere stukken kunnen deze triaden in de triade progressie, meestal in een tijdelijke, voorbijgaande rol). Drie van deze vier soorten triaden worden gevonden in de grote (of diatonische) schaal. In de populaire muziek en de 18de-eeuwse klassieke muziek worden grote en kleine triaden beschouwd als medeklinker en stabiel, en verminderde en vergrote triaden worden beschouwd als dissonant en onstabiel.
wanneer we naar muziekwerken kijken, zien we dat de triade altijd aanwezig is en dat de geïnterpoleerde dissonanties geen ander doel hebben dan de continue variatie van de triade te bewerkstelligen.
– Lorenz Mizler (1739)