erfelijke en verworven antitrombinedeficiëntie: epidemiologie, pathogenese en behandelingsopties
antitrombine is een glycoproteïne die kritisch is voor de regulering van de coagulatie. De primaire werking is de remming van de geactiveerde stollingsfactoren IIA (trombine) en Xa. Bovendien zijn er steeds meer aanwijzingen dat antitrombine ook een rol speelt bij de remming van ontstekingen in de omgeving van het vasculair endotheel. Verminderde Plasma antitrombine kan het gevolg zijn van congenitale deficiëntie of secundair ontstaan door een reeks aandoeningen zoals leverdysfunctie, premature zuigelingentijd en sepsis, of als gevolg van interventies zoals een grote operatie of cardiopulmonale bypass. Congenitale antitrombinedeficiëntie is de meest klinisch belangrijke van de erfelijke trombofilie, resulterend in trombose bij de meerderheid van de aangetaste patiënten. De uitdaging bij de behandeling van deze patiënten is het voorkomen van potentieel levensbedreigende trombose, terwijl tegelijkertijd het even significante risico op hemorragie geassocieerd met langdurige anticoagulatie tot een minimum wordt beperkt. Dit wordt in eerste instantie bereikt door het identificeren van hoog-risico episodes zoals chirurgie, immobiliteit en zwangerschap waarvoor profylactische anticoagulatie kan worden gebruikt op de korte termijn. Profylaxe voor dergelijke perioden kan het best worden bereikt door het gebruik van laagmoleculairgewichtheparine (LMWH) met substitutie of toevoeging van antitrombineconcentraat in bijzonder risicovolle omstandigheden. In geval van zwangerschap wordt antitrombineconcentraat vaak gebruikt rond de geboorte wanneer LMWH het risico op postpartumbloeding kan verhogen. Naarmate patiënten met een aangeboren antitrombinedeficiëntie ouder worden, neemt hun trombotisch risico geleidelijk toe en wordt bij veel patiënten langdurige anticoagulatie onvermijdelijk als gevolg van terugkerende episoden van veneuze trombo-embolie. Er is veel belangstelling geweest voor de rol van antitrombinedeficiëntie in het instellen van sepsis en de ernstig zieke patiënt waar er een duidelijke correlatie is tussen de ernst van de ziekte en de mate van antitrombine reductie. Het is echter nog niet duidelijk in welke mate de depletie van antitrombine de klinische toestand van dergelijke patiënten beïnvloedt. In een aantal studies is het gebruik van antitrombine als behandeling op de intensive care onderzocht met als algemene conclusie dat er enig voordeel is aan het gebruik ervan, maar alleen als grote suprafysiologische doses worden gebruikt. Het is ook duidelijk geworden dat het gelijktijdige gebruik van elke vorm van heparine elk voordeel uit antitrombinebehandeling in deze setting wegneemt. Tot voor kort was antitrombinevervanging alleen beschikbaar als een gepoold plasma-afgeleid product, dat ondanks effectieve virale inactivatie nog steeds een onzeker risico op door transfusie overgedragen infectie met zich meebrengt. Een recombinant antitrombineproduct dat momenteel wordt onderzocht en onlangs in Europa is toegelaten, kan een nuttige alternatieve behandelingsoptie zijn.