Articles

Bible Commentaries

vers 1-13

Daniël 9: 1-2. In het eerste jaar van Darius, den zoon van Ahasveros, uit het zaad der Meden, dat koning gemaakt was over het Koninkrijk der Chaldeen; in het eerste jaar zijns koninkrijks begreep ik, Daniel, in de boeken het getal der jaren, waarvan het woord des HEEREN tot den profeet Jeremia geschied was, dat hij zeventig jaren zou volbrengen in de verwoestingen van Jeruzalem.toen hij ontdekte dat het einde van de gevangenschap bijna was gekomen, pleitte hij met kracht bij God dat hij nu de hand van zijn liefde zou keren naar de verwoeste en verlaten stad Jeruzalem. Merk op dat Daniël zich de exacte datum herinnerde waarop de gevangenschap zou eindigen; en wanneer jij en ik een termijn hebben gekregen voor een beproeving of straf van God, moeten we dat onthouden en het opnemen in onze speciale memoranda. Ik ben bang dat het niet altijd zo is. We vergeten niet wanneer een groot verdriet ons overviel; we kunnen ons waarschijnlijk herinneren wanneer een dierbare stierf; we herinneren ons de dag van de week en de maand toen dat gebeurde; maar zijn we even vasthoudend aan de herinnering aan Gods goedertierenheid? Ik ben bang van niet; toch zou het zo moeten zijn. We zouden er net zo duidelijk over moeten kunnen schrijven als Daniël deed toen hij zei: “In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, van het zaad van de Meden;” en dan de tijd vermelden dat we een eigenaardig gekozen gemeenschap met God hadden, of Toen we werden geleid om uit te roepen in meer dan gewoonlijk ernstig gebed, of Toen we een bijzonder genadig antwoord van onze God hadden.

Daniël 9: 3. En ik zet mijn aangezicht naar de Here God, om te zoeken door gebed en smekingen, met vasten, en zak, en as;

“ik zet mijn aangezicht naar de Here God.”Deze uitdrukking is vol van betekenis. Wanneer mensen resoluut hun gezichten naar het gebed zetten, hun hele geest op die manier buigen, God zoekend, met hun gezichten naar hem toe, niet in schijn, maar in diepe en plechtige ernst, dan is het dat ze slagen met hun smeekbede. Daniël spreekt van” gebed en smekingen”, waarmee we kunnen begrijpen dat hij veel bad te midden van gebeden vaak, het apart zetten van een regelmatig en aanzienlijk deel van zijn tijd voor de Heilige oefening. Hij was een zeer druk man, want hij was de eerste van de vorsten over de honderd en twintig vorsten; toch, voor dit alles, of om dat, hij wilde zijn tijd voor gemeenschap met God; en hij was wijs in dit handelen, want elk deel van onze tijd dat is gestolen uit het gebed is ook gestolen van onszelf. Het oude gezegde is waar, “gebed en provender belemmeren niemands reis.”

Daniël 9:4. En ik bad tot de Heer mijn God, en deed mijn belijdenis, en zei, O Heer, de grote en vreselijke God, die het verbond en de barmhartigheid behield aan hen die Hem liefhebben, en aan hen die zijn geboden houden;

U moet gemerkt hebben hoe, in het gebed, heilige mannen vanouds gewend waren om de namen van God te veranderen. Hier vinden we Daniël die hem aanspreekt als “de grote en vreselijke God”; maar die titel werd niet willekeurig gekozen, want de profeet voelde dat, aangezien Jeruzalem zo lang een verwoesting was gebleven, het verschrikkelijke aspect van Gods karakter nog opvallender was dan de tedere; toch heeft hij daaraan die Genadige waarheid gekoppeld, ” het verbond en de barmhartigheid behorend aan hen die Hem liefhebben, en aan hen die zijn geboden onderhouden.”

Daniel 9:5-6. Wij hebben gezondigd, en ongerechtigheid gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en wij zijn wederspannig geworden, door af te wijken van Uw geboden en van uw rechten; en wij hebben niet gehoord naar uw knechten, de profeten, die in uw naam gesproken hebben tot onze koningen, onze vorsten, en onze vaderen, en tot al het volk des lands.

Daniel bekent de zonden van de natie, en hij spaart geen juiste bijnamen in het beschrijven van hen: “Wij hebben gezondigd, en onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en zijn in opstand gekomen.”Hij zag op zijn minst een schaduw van verschillende betekenis in elk woord dat hij gebruikte. Dit zijn geen ijdele herhalingen; Daniël vermenigvuldigde zijn uitdrukkingen omdat hij een intens gevoel van de zondigheid van de zonde en de schuld van zijn volk had. Zie ook hoe hij de verergering van hun zonde opmerkt in hun weigering om te luisteren naar de boodschappen die God hen door Zijn dienaren had gezonden. Als er iets in de wereld is dat de zonde meer dan normaal zondig kan maken, dan is het wanneer de zonde volhardt ondanks de duidelijke waarschuwingen van God.

Daniël 9: 7. O Heere! Gij zijt de gerechtigheid, maar ons is de schande der aangezichten, gelijk te dezen dage: de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem, en gans Israel, die nabij en verre zijn, door al de landen, waarhenen gij hen gedreven hebt, vanwege hun overtreding, die zij tegen u overtreden hebben.

dit vers zou nu net zo echt gesproken kunnen worden als in het eerste jaar van Darius, de Mede, want we kunnen ook zeggen, “O Heer, gerechtigheid behoort u toe;” -We kunnen het nergens anders vinden; en het andere deel van het vers is even waar, want aan ons behoort verwarring van gezichten, zoals het deed aan de mannen van Daniëls tijd.

Daniël 9: 8-9. Heere! ons is de schande des aangezichts, onze koningen, onze vorsten, en onze vaderen; want wij hebben tegen U gezondigd. Aan de Heer onze God behoren barmhartigheid en vergevingsgezindheid, hoewel we tegen hem in opstand zijn gekomen;

wat een kostbare zekerheid is dit! Net in verhouding tot je gevoel van zonde, zal je het waarderen. Als je voelt dat de verwarring van het gezicht bij jou hoort, zul je ook blij zijn te weten dat de Heer genade en vergeving heeft en dat hij erop wacht ze te schenken aan allen die zijn gezicht zoeken in boetedoening en geloof.

Daniël 9: 10-11. Wij hebben ook niet gehoorzaamd aan de stem des HEEREN, onzes Gods, om te wandelen in zijn wetten, die hij voor ons aangezicht gegeven heeft door zijn knechten, de profeten. En gans Israel heeft uw wet overtreden, door te wijken, opdat zij uw stem niet gehoorzaamden.; daarom wordt over ons de vloek uitgegoten, en de eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods, omdat wij tegen hem gezondigd hebben.

Het was een deel van dat oude verbond dat, als ze zondigden tegen de Heer, ze zouden worden verspreid onder alle volkeren van de aarde, en hun lijden precies overeen met wat God had bedreigd. Dit feit wordt door de profeet in zekere mate gebruikt als een bron van troost, want hij stelt dat, als God trouw is aan de zwarte kant van het verbond, hij zal ook hij trouw aan de zonnige kant van het; en zo is het, hij die getrouw zijn dreigementen nakomt zal even getrouw zijn beloften nakomen.

Daniël 9: 12-13. En hij heeft zijn woorden bevestigd, die hij tegen ons gesproken heeft, en tegen onze Richters, die ons gericht hebben, door over ons een groot kwaad te brengen; want onder den gansen hemel is niet gedaan, gelijk aan Jeruzalem gedaan is. Gelijk geschreven is in de wet van Mozes: al dit kwaad is over ons gekomen; nochtans hebben wij ons gebed voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, niet gemaakt, opdat wij ons bekeren van onze ongerechtigheden, en uw waarheid verstaan.Oh, droevige hardheid van hart en onbekendheid dat, hoewel Jeruzalem zo zwaar getroffen was, toch het volk zich niet tot God wendde in gebed!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *